top of page

Archibald

Archibald loopt door de stad.

In de verte hoort hij stemmen.

 

Mensen roepen: ‘Kom kijken, kom kijken!’

En: ‘Wat afgrijselijk! Wat afzichtelijk!’

 

Archibald blijft staan.

Wat zou er zijn?

Hij slaat een steeg in

en kronkelt door de straten,

steeds dichter naar de mensen toe.

 

Daar zijn ze, op het plein!

De mensen drommen samen rond de put.

Ze kijken naar beneden en draaien zich snel weer om.

 

Archibald wil erheen,

maar een man houdt hem tegen.

‘Pas maar op, kereltje,’ waarschuwt hij

met een geheven kromme vinger.

‘Als je te lang in de put staart,

staart de put terug in jou.’

 

Archibald knikt braaf. Hij slikt.

​

Vanbinnen kriebelt het.

Hij moet het weten.

 

Als de man weg is, wringt Archibald

zich tussen de mensen door.

​

Hij grijpt zich vast aan de koude stenen van de put

en kijkt omlaag, in het diepe donker.

 

Er is daar niets.

Of toch?

Archibald tuurt.

Een klein goud lichtje. 

 

Archibald tuurt en tuurt.

En het gouden licht laait op.

 

Archibald buigt zich over de put,

net iets te ver. Hij verliest

zijn evenwicht

en valt.

​

Archibald tuimelt omlaag.

 

De mensen boven hem worden kleiner.

Ze roepen: ‘O nee! Doe iets!’

 

Archibald gilt.​​​

​

Met een doffe plof komt hij neer.

​

​De grond is niet hard en koud als steen,

maar zacht en warm als zand.

​

Archibald staat op en kijkt omhoog.
De mensen lijken oneindig veel 
verder dan de put diep is. 

​

‘Waar is hij?’ hoort hij hun stemmen galmen. 
‘Ik zie hem niet meer! Waar is hij?’ 

Archibald klopt het zand van zijn kleren

en kijkt om zich heen.

 

De put is veel groter dan hij dacht.

Waar hij staat is het donker,

maar om hem heen zijn

de muren licht en

glimmend als

goud.

​

In de gouden muren zitten deuren.

Een van de deuren staat open.

Daarachter is het donker.

Er klinkt een diep

gegrom …

 

Er komt een monster uit het donker.

Een monster met een leeuwenkop

en een lang, smal hagedissenlijf.

​

Het monster kronkelt om Archibald heen.

De mensen schreeuwen. ‘Help die jongen toch!’

Maar Archibald is niet bang. Hij kijkt naar het monster

met zijn gouden manen en zijn sterke poten.

 

Het monster pakt Archibald in zijn klauw en staart hem aan.

Archibald staart terug, in de grote zwarte ogen van het monster.​

​Dan richt het monster zich op.

Hij reikt met zijn poot omhoog

en zet Archibald terug bij de put.

​

Het monster wil terug de diepte in,

maar Archibald roept: ‘Wacht!

Waarom zet je me terug?’

 

Het monster kijkt hem aan met zijn grote zwarte ogen.

‘Omdat je niet bang voor me bent,’ gromt hij.

 

‘Bedankt,’ fluistert Archibald.

 

Het monster draait zich om en verdwijnt in de diepte.

​

Daar komen de mensen weer aangehold.

‘Hè?’ roepen ze uit. En: ‘Huh?’

 

‘Hoe ben je uit die put gekomen?’ vraagt de oude man.

Archibald haalt zijn schouders op.

 

‘Ik heb er nooit ingezeten’, zegt hij.

Dan wenst hij de mensen

een goede dag en

loopt hij weg.

 

De mensen kijken hem verwonderd na.

Bedankt voor je bericht!

Contact

Ben je nieuwsgierig geworden of wil je samen toveren? Laat het me vooral weten. Ik

stuur altijd een berichtje terug.

+31 (0)6 25220005

ontwerp en tekst © 2015-2024, Patricia Pisters | credits & disclaimer

bottom of page